Kurk is gemaakt van de bast van de kurkeik. Kurk wordt al meer dan 5000 jaar gebruikt om producten van te maken. Vanaf 3300 voor Christus werd kurk gebruikt in o.a. het Oude Egypte en in Perzie, voor visnetten, wijn en kurk schoenzolen. In het Romeinse Rijk, 1000 v. Chr. werd kurk gebruikt voor reddingsvesten, wijnflessen en olijfolieflessen. Daarnaast gebruikten de Romeien kurk als isolatiemateriaal. Kurk hield de huizen zomers koel en ’s winters warm.
De meeste mensen onder ons kennen kurk van de kurkstopper op de wijn- en champagnefles. De eerste champagne was wijn met bubbels in flessen met kurk. Het eerste champagnehuis werd gesticht in 1729, door een monnik Dom Thierry Ruinart. De flessen werden met kurk verzegeld. De eerste wijn komt uit het Nabije Oosten, de wijnbouwtraditie gaat 8000 jaar terug. In 2000 voor Christus begonnen de Grieken wijn te maken en vanaf 1000 voor Christus de Romeinen. De wijn werd destijds in kruiken bewaard. Hiervan zijn delen terug gevonden. Vanaf de 17e eeuw werd wijn afgesloten met kurk. Hierdoor kon de wijn veel langer bewaard worden. Dit komt omdat kurk elastisch is en dus uitzet. De toepassing van kurk voor wijnen en champagne nam door de jaren heen alleen maar toe. Ook ontstonden er nieuwe toepassingen.
In 1890 ontdekte een Duits bedrijf een methode om van kurk platen te maken. Dit is het ontstaan van de geagglomereerde kurk. Later ontdekte John Smith dat door kurk te verhitten een natuurlijk hars vrijkwam, een natuurlijke binder. Zo ontstond geëxpandeerde kurk die vele toepassingen kent met name als isolatiemateriaal voor binnen en buiten.
Leuk weetje: Er is een blok kurk van een reddingsvest van de Titanic geveild.